Na de uitbraak van de Afrikaanse varkenspest (AVP) in Zuid-Wallonië gingen de grenzen van heel wat Aziatische landen voor vlees van Belgische varkens dicht. Nochtans heeft ons land een AVP-vrije status gehouden voor gedomesticeerde varkens. Inmiddels hebben India en Vietnam, hun embargo op Belgisch varkensvlees opgeheven. Ook Singapore heeft recent besloten om de grenzen te heropenen. De uitdaging blijft om de andere markten te openen, in het bijzonder die van Zuid-Korea en China.
Inmiddels hebben die landen ook varkenspest op hun grondgebied. In Zuid-Korea werden al meer dan 150.000 varkens afgemaakt. Toch houdt het land er een opmerkelijk beleid op na: de Koreaanse autoriteiten vragen aan andere landen om hun varkensvlees uit niet-getroffen regio’s te blijven aanvaarden, maar weigeren zelf wel hetzelfde principe toe te passen voor Belgisch varkensvlees. Dat ‘regio-denken’ is net waar de Belgische slachthuizen, varkenshouderij en vleesverwerkende industrie op aandringen om ons varkensvlees opnieuw naar de Aziatische markten te exporteren. Door de aanwezigheid van AVP op grote markten als die van China zit de prijsvorming van varkensvlees in de lift en doen er zich exportopportuniteiten voor.
De financiële schade voor de sector wordt op ongeveer een half miljard geraamd. Een Belgische varkensbedrijf verdient per jaar 35.000 EUR minder dan zijn Nederlandse of Duitse collega, precies omdat die wel nog naar China kan exporteren.
De Caluwé vroeg daarom aan minister Ducarme uitleg over de stappen die hij al heeft ondernomen. Uit het antwoord blijkt dat er al een overleg met de Chinese overheden is geweest en dat de problematiek ook tijdens de recente handelsmissie werd aangekaart. “Ik heb er op aangedrongen om druk te blijven uitoefenen. Het kan niet dat landen ook tegenover veilige zones een exportverbod uitvaardigen”, aldus De Caluwé. Daarnaast riep De Caluwé de regionale ministers van landbouw op om in te zetten op de promotie van Belgisch varkensvlees in eigen land. “Laat ons vanuit de regio’s tonen dat we de sector steunen, om de consumptie in eigen land te verhogen”, besluit De Caluwé.